Maatregelen

Een gevarieerd terrein op de zandgronden met verschillende biotopen, natuurlijke gradiënten en geleidelijke overgangen tussen beboste terreindelen en meer open terreindelen bieden vele kansen voor populaties van rode bosmiersoorten. Soms kunnen er specifieke maatregelen genomen worden, of juist bepaalde activiteiten vermeden worden, om te zorgen dat een rode bosmierpopulatie in stand blijft. Hier volgt een opsomming van zaken die relevant kunnen zijn in terreinen met rode bosmieren en naar aanleiding waarvan beheermaatregelen en boswerkzaamheden gestuurd kunnen worden.

1. Geleidelijke overgangen tussen bos en open stukken zijn belangrijk voor bosmieren. Bij beheeringrepen of houtoogst kan hiermee rekening gehouden worden en het ontstaan van scherpe overgangen vermeden worden.

2. Bomen met bladluizen zijn essentieel voor rode bosmieren en daar dient voorzichtig mee te worden omgegaan. Te koesteren boomsoorten rondom nestkoepels zijn zomer- en wintereik, berk, den en fijnspar. Bomen zonder waarde voor rode bosmieren en veel andere inheemse soorten zijn bijvoorbeeld Amerikaanse eik, Amerikaanse vogelkers en douglas.

3. Ook bomen die niet van belang zijn voor bladluizen, kunnen wel essentieel zijn voor het voortbestaan van een nest, bijvoorbeeld als die bomen voor een gunstig microklimaat zorgen of als het weghalen van de bomen resulteert in een sterke verruiging van de bosbodem. Wees altijd voorzichtig met bomen in de omgeving van koepelnesten, probeer de effecten van het weghalen van bomen te voorspellen op basis van ervaringen uit het gebied zelf en werk indien mogelijk liever op afstand van koepelnest.

4. De straten van bosmierwerksters liggen soms zeer lang op dezelfde plek, zelfs als de nestkoepels al eens verhuisd zijn. De straten zijn belangrijk voor de mieren. Ontzie bij werkzaamheden deze straten door er niet over heen te rijden met zware voertuigen, niet de strooisellaag te verwijderen, niet in te graven of aarde over te schuiven, of andere drastische veranderingen aan te brengen.

5. Niet alleen bossen, maar ook open gebieden zoals heideterreinen, maar soms zelfs bermen, kunnen geschikt zijn voor rode bosmieren. Voorwaarde is wel dat er er bomen met bladluizen aanwezig. Wees daarom erg voorzichtig met het te kaal maken van (heide)terreinen, het laten staan van bomen van verschillende ouderdom op de heide is erg belangrijk voor bosmieren voor vele andere soorten van heideterreinen.

6. Als fundering voor het koepelnest wordt vaak gebruikt gemaakt van een stobbe of liggende tak. Als bij de kap van bomen dood hout en stobben in het terrein achterblijven levert dit goede uitgangssituaties voor rode bosmieren om een nieuw nest aan te leggen. Het dode hout zorgt tevens dat allerlei andere insecten zich kunnen ontwikkelen en dus ook voor een veelheid aan prooidieren voor de mieren.

7. Bij het laten liggen van hout bij bosbeheerwerkzaamheden moet wel voorzichtigheid in acht worden genomen. Grote hopen takkenafval en omgezaagde boompjes kunnen onneembare hindernissen vormen voor foeragerende bosmieren, waardoor kolonies kunnen verdwijnen. 

Beheermaatregelen voor rode bosmieren komen vaak niet alleen te goede aan de mieren zelf, maar aan heel veel soorten insecten en andere zonminnende dieren. Tijdens de cursus 'Rode bosmieren in de dagelijkse beheerpraktijk' wordt uitgebreid ingegaan op de bescherming en bevordering van bosmieren en andere soorten.

Bomen op de heide zijn essentieel voor rode bosmieren en vele andere dieren

Koepelnest tegen stobbe van een omgezaagde boom