Relaties met andere soorten

Rode bosmieren hebben vele intrigerende relaties met andere soorten, waarbij sprake kan zijn van allerlei vormen van symbiose, predatie of het verlenen van onderdak. Hierdoor zijn rode bosmieren belangrijk voor de biodiversiteit in een gebied. Logischerwijs worden ze dan ook vaak gemonitord en probeert men maatregelen te treffen om ze te bevorderen.

Prooidieren

Rode bosmieren verzamelen grote hoeveelheden insecten en andere kleine dieren om aan hun broed en de koningin te voeren, waarmee ze een belangrijk invloed hebben op de hoeveelheid prooidieren in de omgeving. Belangrijke prooidieren zijn bladluizen, dode dieren en rupsen van onder andere wintervlinders. 

Bladluizen

Bladluizen leveren een belangrijke voedselbron voor rode bosmierwerksters in de vorm van honingdauw. Deze suikerrijke vloeistof wordt betrokken van bladluizen in bomen in de omgeving van het nest. De bladluizen zuigen continu plantensappen, nemen vooral mineralen en eiwitten op, en scheiden het teveel aan suikers als honingdauw af. Ook worden de bladluizen gegeten door de mieren. Worden de bomen gekapt rondom een nestkoepel, dan kan het bosmiervolk hier niet meer leven.

Rode bosmieren beschermen de luizen tegen predatoren en in de winter worden de bladluizen meegenomen in het nest, waarna ze in het voorjaar weer uitgezet worden in de bomen. Rode bosmieren verzamelen dode insecten of vangen levende en brengen deze naar het nest. Deze prooien zijn vooral bedoeld voor de larven die een eiwitrijk dieet nodig hebben. Een grote kolonie bosmieren in een bos heeft een merkbaar effect op de hoeveelheid prooidieren.

Tijdelijke sociaalparasieten

Rode bosmieren zijn zogenaamde ‘tijdelijke sociaalparasieten’. Voor het stichten van een nieuw nest moet een bevruchte bosmierkoningin zich laten adopteren in het nest van een andere Formica-soort, vaak is dat de grauwzwarte mier (Formica fusca). De koningin van dat nest wordt gedood door de indringster of door haar eigen werksters verstoten of gedood onder invloed van feromonen. De werksters gaan het broed van hun ‘nieuwe’ koningin verzorgen. Langzamerhand nemen de aantallen bosmierwerksters toe en sterven de werksters van de gastmier uit. Zo ontstaat een puur bosmiernest.

Gastmier

De glanzende gastmier (Formicoxenus nitidulus) vormt kleine nestjes ín koepelnesten. De miertjes foerageren zelf, maar betrekken ook vloeibaar voedsel door bedelcontact met bosmierwerksters. Agressieve reacties van de bosmierwerksters worden waarschijnlijk geremd door feromonen. De glanzende gastmier is opgenomen op de internationale rode lijst van IUCN. Ook van andere mierensoorten worden wel eens nestjes aangetroffen in een koepelnest.

Andere gasten in koepelnesten

Er zijn zeer veel kleine dieren die het goed toeven vinden in een nestkoepel en hier foerageren, overwinteren of zich ontwikkelen. Voor sommige soorten gebeurt dit incidenteel, andere soorten zijn strikt gebonden aan een leefwijze in mierennesten. De gouden tor (Cetonia) en de vierstippige mierenzakkever (Clytra quadripunctata) zijn twee grote insectensoorten die in koepelnesten leven en bijvoorbeeld weer foeragerende dassen aantrekken. Op de website De Nederlandse mieren wordt een uitgebreid overzicht gepresenteerd van soorten die op of in koepelnesten zijn gevonden.

Bosmieren als prooi

De groene specht is een befaamde rode bosmiereter, vooral in de winter kan deze vogelsoort geregeld mieren eten uit enkele vaste koepelnesten. Er zijn veel andere soorten die ook geregeld (bos)mieren eten, zoals mierenleeuwen en zandloopkevers. De zwarte galgspin (Lasaeola tristis) is gespecialiseerd op het vangen van Formica-mieren.

De aanwezigheid van de grauwzwarte mier is voor rode bosmieren noodzakelijk om een nest te beginnen

Witvoetgalgspin met een gevangen bosmier